In zijn werk experimenteert Kristof Van Gestel met de typische taal van de moderniteit: het abstracte. Door hun autonomie, hun vrijheidsgedachte, hun niet-didactische en niet-anekdotische aard zetten zijn sculpturen zich af tegen een al te eenduidige interpretatie. Zij hebben niet de bedoeling om monumenten of iconen te worden van een nieuwe tijd. De sculpturen lijken ietwat stugge, eigenwijze en sociale wezens vol zelfrelativering. Tot 2001 deed Kristof Van Gestel vooral acties en performances waarbij de maten van het eigen lichaam belangrijk waren. Nu heeft hij het gevoel dat de sculpturen zijn rol als performer hebben overgenomen.
In zijn denken en doen beschouwt van Gestel sculptuur als een historisch thema. Vanuit een sculpturale traditie voert hij een fundamenteel onderzoek naar de betekenis, plaats en inzetbaarheid van kunst. Oud en nieuw worden terugverbonden, maar niet op een evidente manier. De sculpturen ontstaan op een experimentele manier, gebruik makend van allerlei technieken, stijlen en materialen. Sommige vormen worden gegoten, andere gebouwd: sommigen zijn hol, anderen vol. De oneffenheden van het ontstaansproces mogen zichtbaar blijven, de uitvoering van de vormen moet niet aan een buitenaardse perfectie beantwoorden. Het blijft mensenwerk.