Voor mijn deelname aan KRASJ – een kunstparcours in de semipublieke ruimte te Ninove van 6 september 2014 tot 5 oktober 2014 – stel ik een participatief kunstwerk voor.

Deze participatie vertrekt van de uitnodiging tot een persoonlijke interactie met de toeschouwer in de vorm van een gesprek. Vandaar de titel van het werk: ‘Welkom voor een gesprek!’

De gesprekken vinden plaats tijdens de openingsuren van KRASJ in het Oud Stadhuis van Ninove, Oudstrijdersplein 6. Meer bepaald in de vergaderzaal op de eerste verdieping (recht tegenover de trouwzaal).

Alleen al doordat het project echt fysiek aanwezig is te midden van een aantal belangrijk publieke functies, vormt het een reflectie op een mogelijke functionele rol voor de kunsten in de maatschappij.

Bij de aanvang van de interactie wordt de toeschouwers gevraagd een keuze te maken uit een tiental sculpturen. Er wordt gevraagd de gekozen werken in de ruimte te plaatsen. Deze actie vormt de aanleiding voor het verdere verloop van het gesprek.

Later wordt de toeschouwer/participant gevraagd kort op het gesprek te reflecteren met een woord of een zin. Deze reflecties worden verzameld.

Het opzetten van deze gesprekken met toeschouwers past binnen mijn onderzoek naar de relatie van mijn werk met het publiek. Voor dit onderzoek heb ik binnen de School of Arts van HoGent een platform opgericht.

De kunstenaar Marcel Duchamp begreep als een van de eersten het belang van de particuliere interpretatie van het kunstwerk door de toeschouwer: ‘All in all, the creative act is not performed by the artist alone; the spectator brings the work in contact zith the external world by deciphering and interpreting its inner qualifications and thus adds his contribution to the creative act.’ (Parkinson, The Duchamp Book, 2008: Tate Publishing, p 154.)

De naam van het platform is Knowing by Doing. Onder deze noemer komen de participatieve kunstprojecten en ervaringsgerichte workshops samen die ik vanuit mijn eigen kunstpraktijk opzet.

De uitdrukking Knowing by Doing, ofwel leren door te doen, verwijst naar de ideeën die de Amerikaanse filosoof/pedagoog John Dewey in het begin van de 20ste eeuw in zijn boek Art as experience formuleerde omtrent kunst als een vorm van ervaringsgericht leren.

Voor mij als kunstenaar is het maken van kunst een vorm van ervaringsgericht leren. Ik zie de kunstpraktijk als een ervarings- en reflectiemodel. Ik leer de wereld beter begrijpen door het maken van kunst. Dit is ook het geval voor de toeschouwer. Om die reden zet ik mijn sculpturen in als relationele objecten die de toeschouwer dwingen een standpunt in te nemen en zo bewust te worden van de subjectieve omgang met de wereld.

Precies in het laten ontdekken van die particuliere omgang met de wereld schuilt volgens de franse filosoof Maurice Merleau-Ponty het belang van de kunst. Door te spelen met ons verwachtingspatroon, stelt de kunst de manieren in vraag waarop we met de wereld omgaan. De kunst dwingt ons de alledaagse gang van zaken te verlaten en ons telkens opnieuw te verwonderen en vragen te stellen.

In dit project voor KRASJ onderzoek ik hoe ik als kunstenaar toeschouwers kan uitdagen stil te staan bij de manieren waarop ze de wereld betekenis geven.  Bij de gesprekken hanteer ik daarom de Socratische ironie. De Griekse wijsgeer Socrates gaf de mensen die bij hem om raad kwamen geen antwoorden op hun vragen. In tegendeel, hij stelde hen nieuwe vragen, zodat ze uiteindelijk gedwongen werden uit zichzelf met antwoorden voor de dag te komen.

Door het zelflerende vermogen van de toeschouwer te activeren komt de machtverhouding tussen kunstenaar en toeschouwer op de voorgrond. Naast de kunstenaar wordt de toeschouwer immers zelf – als mede-performer van het kunstwerk – voor een groot stuk het medium waarmee gewerkt wordt. De toeschouwer stuurt zelf actief mee het verloop en de betekenisgeving van het werk. Daarom voeg ik een ondertitel aan het werk toe: Welkom voor een gesprek / Wat is een gesprek? De vraag die voorop staat bij elke interactie luidt: hoe kunnen de toeschouwer, het werk en de kunstenaar elkaar –telkens opnieuw – op een zinvolle en gelijkwaardige manier ontmoeten? Slechts dan kan echt sprake zijn van een gesprek, en niet van een monoloog of van het spreekwoordelijke gesprek in dovemansoren.

Volgens de Franse filosoof Jacques Rancière staat gelijkwaardigheid aan de basis van een goede verhouding tussen leraar en leerling, of in dit geval tussen toeschouwer en kunstenaar. In zijn tekst The Ignorant Schoolmaster: Five Lessons in Intellectual Emancipation schetst hij de volgende uitdaging: Hoe kan men anderen iets leren zonder zelf al te educatief te zijn? Enkel zo kan immers het zelflerende vermogen van de leerling worden aangesproken.

Vormen van participatie en actiev toeschouwerschap binnen kunst en maatschappij zijn niet nieuw. Participatie maakt al jaren opgang. Het is op zichzelf een heel discours geworden. Bijvoorbeeld in het boek ‘Toward a Lexicon of Usership’ (2013) beschrijft filosoof Stephen Wright het toeschouwerschap als een ‘gebruikerschap’ dat een actieve inbreng vraagt van de ‘gebruiker’. De idee over wat kunst doet en over wat de relatie is tussen toechouwer en kunstenaar verandert daardoor radicaal.

Ik ben van mening dat de aandacht voor participatie en gebruikerschap opduikt op een moment dat we als burgers in een neoliberale en geglobaliseerde wereld meer en meer het idee krijgen machteloos te staan tegen de grote (economische) structuren die ons overheersen. Op een kleine en bescheiden manier kan de ervaringsgerichte omgang met de toeschouwer ook een politiek model van verantwoordelijkheid en emancipatie propageren dat voor burgers in onze hedendaagse wereld zinvol kan zijn.